AOVZonderAdvies



Inkomenstekorten bij arbeidsongeschiktheid – Voorbeeldberekening

Jantine (alleenstaand) is 42 jaar en verdient als freelance sportinstructeur (ZZP) € 35.000,– bruto per jaar. Jantine heeft vrijwel geen spaartegoeden en woont in een huurwoning.

Van het bedrag dat zij op jaarbasis verdient, blijft nagenoeg niets over om te kunnen sparen.

Wanneer er wordt uitgaan van een belastingdruk van circa 1/3, dan houdt Jantine van € 35.000,– bruto-inkomen per jaar, netto circa € 23.333,– op jaarbasis over. Dat is omgerekend ongeveer € 1.944,– netto per maand.

Wanneer Jantine op dit moment volledig arbeidsongeschikt zou worden èn zij geen voorziening bij arbeidsongeschiktheid heeft èn zij nooit meer zou kunnen werken, dan zijn de financiële gevolgen niet te overzien: Jantine ontvangt, uiterlijk tot de pensioendatum, een bijstandsuitkering ter hoogte van 70 procent van het brutominimumloon (per 1 juli 2023 is dat omgerekend € 1.396,50 netto per maand voor een alleenstaande).

Jantine hield, toen zij nog volledig werkte, van haar maandelijkse inkomsten, vrijwel niets over om te kunnen sparen. Volgens bovenstaand voorbeeld daalt haar netto-inkomen bij  arbeidsongeschiktheid, wanneer zij geen voorziening bij arbeidsongeschiktheid heeft getroffen, maandelijks met € 547,–  (€ 1.944,– -/- € 1.397,–). Een enorme teruggang in inkomsten.  Wellicht komt Jantine in aanmerking voor toeslagen, maar zelfs dan is de teruggang in inkomsten fors.

Bovenstaand voorbeeld maakt duidelijk dat het hebben van een goede voorziening bij arbeidsongeschiktheid voor Jantine zeer belangrijk is omdat ze anders, wanneer ze arbeidsongeschikt wordt, haar lasten niet meer kan betalen.

Wanneer we de berekening maken op basis van een bruto jaarinkomen ad. € 65.000,–, dan wordt de inkomensteruggang nog veel groter wanneer Jantine langdurig, of zelfs nooit meer, kan werken.

Een bruto jaarinkomen ad. € 65.000,– valt ook in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Wanneer er wordt uitgaan van een belastingdruk van circa 1/3, dan houdt Jantine van een bruto jaarinkomen ad. € 65.000,–, netto circa € 43.333,– over. Dat is omgerekend ongeveer € 3.611,– netto per maand.

De hoogte van een bijstandsuitkering is niet afhankelijk van het inkomen dat iemand verdiende voordat hij of zij arbeidsongeschikt werd, maar is een percentage van het minimumloon! Dit betekent dat de inkomenstekorten bij arbeidsongeschiktheid hoger worden, naarmate het inkomen vóór arbeidsongeschiktheid hoger was.

Jantine heeft, wanneer zij geen voorziening bij arbeidsongeschiktheid heeft geregeld en zij wordt langdurig arbeidsongeschikt, een inkomen ad. € 1.397,–.

Eventueel bestaat er een recht op toeslagen, maar dan nog is de inkomensterugval fors: het inkomen van Jantine daalt van € 3.611,– per maand, naar € 1.397,– per maand, een daling van maar liefst € 2.214,–!

Zou Jantine bijvoorbeeld € 50.000,– aan spaartegoeden hebben, en zou zij in een koopwoning wonen met een forse overwaarde, dan wordt het nog erger. Zij komt dan niet meer in aanmerking voor een bijstandsuitkering.

Jantine dient dan, op het bedrag van de vrijstelling na, eerst de aanwezige spaartegoeden (spaargeld en overwaarde in de eigen woning) aan te spreken.

De SVB, het UWV en de gemeenten hebben hiervoor strikte regels.

Pas nadat de spaartegoeden, op een drempel na, door Jantine zijn geconsumeerd, komt zij eventueel in aanmerking voor een bijstandsuitkering.

Bent u geïnteresseerd in onze oplossingen om uw risico’s bij arbeidsongeschiktheid goed af te dekken, dan kunt u contact opnemen met

AOVZonderAdvies:
📞 Ton Blommaert 06-58906054
📞 Magda van Suchtelen 06-21232068
📧 info@aovzonderadvies.com